Meubels

Herkomst en bijzonderheden van de meubels van het hotel

Het hotel heeft heel speciale, handgemaakte houten design meubels. Toevallig zagen we enkele modellen op een expositie van de Familia Don Bosco in Sucre. Hier het verhaal van wat er opvolgde:

Na enkele mislukte pogingen om het kunstnijverheidsatelier Don Bosco te vinden in de buurt van Aiquile, op 150 km afstand van Sucre op de weg naar Cochabamba, konden we uiteindelijk een eerste contact maken met enkele vertegenwoordigers in Cochabamba zelf, waar we afspraken dat de verantwoordelijken van het atelier bij ons langs zouden gaan als ze in Sucre moesten zijn om meubels af te leveren bij één van hun klanten. De dag kwam en we vonden de meubels echt heel mooi, dus begonnen we te onderhandelen over prijzen, hoeveelheden en termijnen, zoals bij elk contract.

Na een tijdje kregen we bericht dat er 2 prototypes klaar waren en dat we ze moesten komen bekijken in Peña Colorada, een klein dorpje tussen Aiquile en Santa Cruz op 4 en een half uur rijden van Sucre met onze jeep. Ondanks dit ongemak voor ons, gingen we in op hun uitnodiging. Bij aankomst werden we voorgesteld aan een aantal plaatselijke jongeren en ze vertelden ons iets over hen en over de organisatie die de Kunstnijverheidswerkers van de Familie Don Bosco heet (Artesanos de la Familia Don Bosco).

De meubels die ze gemaakt hadden bevielen ons, ook al wilden we wat kleine veranderingen, en we gingen weer terug naar huis.

Een paar maanden later zeiden ze ons dat de aanpassingen gedaan waren en dat we weer moesten komen kijken om onze conformiteit te geven. We vroegen of de reis echt wel weer nodig was, maar ze drongen erop aan en dus gingen we weer. Deze keer vroegen we iets meer over hun werk met de jongeren en ze vertelden me dat de salesiaanse priester Hugo de Censi de oprichter was van de Familie in Peru, waarvanuit ze zicht uitgebreid hadden naar Bolivia.

Wie was Hugo de Censi en welke waren zijn motivaties?

Zoekend op internet, kwam ik hetvolgende tegen:

Pater Hugo de Censi was een salesiaanse priester, geboren in Italië in een bescheiden familie. Hugo de Censi vestigde zich in Chacas in 1976 als vertegenwoordiger in Peru voor de Operatie Mato Groso, een programma dat al werkte in Brazilië en Bolivia. Dat programma bestond uit italiaanse salesiaanse parochies die geld inzamelden om sociale ontwikkelingsactiviteiten op te zetten.

Wat de pater het eerste opviel was de heersende armoede in het gebied en een heel mooi altaarstuk uit de achtiende eeuw in de belangrijkste kerk van Chacas in totaal verwaarloosde staat. Hij bedacht iets om beide zaken aan te pakken, dat was het idee om het altaarstuk te repareren met de handen van de mannen en vrouwen uit Chacas. Daarvoor moest hij ze wel opleiden in houtbewerking en houtsnijkunst.

Zo kwam de eerst School-atelier San Juan Bosco van de grond, dat functioneerde als een gratis internaat. De opleiding begon met slechts 25 kinderen, de armsten in de zone. Pater Hugo had het idee dat de eerste opgeleide groep op vrijwillige basis les zou kunnen geven aan de volgende. En beiden aan de derde groep, etc., om zodoende op een solidaire manier iets terug te doen voor de ontvangen scholing.

Jaren later, kwamen er ateliers van beeldhouwers, plaatsnijders, pottenbakkers, textielmakers en glasbewerkers. Pater Hugo vertelde in een documentaire hetvolgende: “Ons scholingswerk lijkt net op een treintje dat door de Andes rijdt. In de tijd dat ze in de trein zitten leren ze het vakmanschap en daarna stappen ze uit op het station dat ze het beste ligt.”

Vandaag de dag heeft de School-atelier San Juan Bosco meer dan 600 leerlingen en is ze uitgebreid naar de Peruviaanse provincies: Fitzcarrald, Antonio Raimondi, Huanuco Huaraz en Cuzco. En ook naar enkele allerarmste zones in Bolivia: Escoma, Carabuco, Peña Colorada, Bolivar, Ambana en Poster Valle.

De leerlingen krijgen gratis onderwijs, huisvesting en eten, met het enige idee dat ze “gevormd worden om de liefde vast te houden voor de aarde, de traditie en het Geloof in God.”

En zo kwam het, dat ik voordat ik het wilde, ook Escoma y Carabuco (plaatsje waarbij Escoma ligt) moest leren kennen, aan de oever van het Titicacameer in het departament La Paz, want men had bedacht dat voor ons project de cooperaties in Escoma en Peña Colorada het werk zouden doen. Aangezien het een lange reis was, gebruikte ik het om me nog wat meer te informeren over het werk van de Familie Don Bosco.

De scholing duurt ongeveer 7 jaar en wordt gecombineerd met het formele onderwijs. De jongeren die afstuderen krijgen als cadeau een compleet set gereedschap en kunnen beslissen of ze uit de comunidad vertrekken om ergens anders hun geluk te beproeven, of dat ze deel blijven nemen aan de cooperatie in de streek. De kunstnijverheidscooperaties Don Bosco zijn opgericht om de “talentenvlucht” te voorkomen. De italiaanse vrijwilligers vertelden dat het basisidee van de eerste missionarissen was dat het geleerde niet mocht verdwijnen van de plek waar men het geleerd had en dat het inkomsten moest genereren voor het eigen dorp om zodoende bij te dragen aan de ontwikkeling ervan en ter voorkoming van het uit elkaar vallen van de families en de moeilijke aanpassingsprocessen in vreemde en niet altijd vriendelijke omgevingen.

Diego, één van deze jonge vrijwilligers, legde me uit dat “het triest is om te zien dat de ouderen in deze dorpen alleen achterblijven, zonder hun geliefde familieleden die hen zouden kunnen helpen en liefde geven, aangezien de jongeren uit deze arme plekken zonder werkmogelijkheden, migreren en slechts zelden terugkeren. De Cooperatie kan een een belangrijk alternatief zijn.”

Ik vroeg hem hoe de organisatie gefinancierd wordt en dit was zijn antwoord: “In Italië geven de parochianen informatie uit over dit werk en dat doen ze met directe getuigenissen van de vrijwilligers die in Peru of Bolivia geweest zijn om te helpen bij de scholing, zowel de vaktechnische als de spirituele. Op basis van het bewustmaken over de behoeftes voor de voortgang van werk, worden campagnes georganiseerd om geld in te zamelen. Over het algemeen komen de fondsen van de parochianen, die daarvoor enkele dagen per maand taken vervullen, anders dan hun normale werk, zoals b.v. tuinen opknappen. Het geld dat ze ervoor krijgen wordt voor 100 % opgestuurd.” Diego vertelde me dat “dit geld daarom heilig is voor ons, het komt van het werk en liefde van de leden van onze Kerk. Voor ons is dit veel belangrijker dan donaties van mensen met veel geld die iets geven om hun geweten te verlichten.”
De andere inkomstenbron is de verkoop van de meubels die de cooperaties maken, waarvoor steeds meer markt is.

Op mijn zoektocht in internet, kwam ik erachter dat de inkomsten van de verkoop terugkomen bij de cooperatie, zodat die ze via de parochie kan herinvesteren in ontwikkelingsprojecten en sociale hulp. Een groot deel gaat naar de School-atelier, maar ook naar ziekenhuizen en huizen voor ouden van dagen. In Escoma heb ik een ziekenhuis bezocht.

Van de vrijwilligers die ik heb leren kennen, zijn de meerderheid jonge mannen en vrouwen. Sommigen met familie en degenen die er het langst wonen doen al meer dan 4 jaar dit werk, zonder enige beloning. Er is zelfs een echtpaar die er al 20 jaar zit.

Toen ik bij de School in Carabuco kwam, bleek het een mooi huis te zijn, met balkonnen met houtsnijwerk, product van de jongeren die daar opgeleid worden. Ik bezocht de klassen, observeerde de allerjongsten, net even ruim 12 jaar, die leerden schaven y rechte hoeken maken. Anderen, wat ouder, die al kisten in elkaar zetten, en de meest ervarenen die houtsnij-en inlegwerk maakten.

Ik kreeg, als attentie, een mooi bewerkt kistje. Ik wilde iets terugdoen, door meerdere kistjes te kopen om later cadeau te kunnen geven en vroeg naar de prijs en hoeveel ze er hadden. Het antwoord was hetvolgende: “Niets wat er op school gemaakt wordt is te koop. De jongens geven de producten cadeau aan sommige bezoekers, zoals in mijn geval, of ze nemen ze ook mee voor hun familieleden.” Ik vroeg of het geen goed idee was om ook geld in te zamelen met de verkoop van de kistjes. Esteban, de verantwoordelijke van de school, zei me: “We willen niet dat de mensen van het dorp op slechte gedachten komen, die de assistentie en motivatie van de kinderen voor de school zou kunnen benadelen. Als de werkstukken verkocht zouden worden, dan kunnen de families gaan denken dat hun kinderen gebruikt worden om geld te verdienen en daardoor ze niet meer naar de opleiding sturen , waardoor zij geen mogelijkheid meer hebben om een hoge kwaliteit vak te leren.”

In Escoma zag ik al dat in de werkplaatsen van de cooperatie, tussen de verschillende producten, ook die voor ons stonden. Het was mooi om te zien hoe de jongeren uit deze rurale gebieden, hele mooie kwaliteitsmeubels maakten en ik dacht: “hoe trots moeten ze wel niet zijn op hun werk.”

De producten zijn van eerste kwaliteit, allemaal handgemaakt, met veel aandacht en toewijding; het zijn unieke meubels.